Hoe zorgeloos waren mijn jongelingsjaren
Mijn vader was industrieel
Gezag en vertoon was ik weldra gewoon
En ik nam aan de weelderoes deel
In prachtige zalen was ik vele malen
Te gast op aanzienlijke bals
Het hoogste genot kwam dan altijd aan 't slot
De onstuimige aardbeienwals
En toen zag ik Ellen, ik kan u vertellen
Zij was een begeerlijk object
De koning te rijk gaf ik dadelijk blijk
Van een gloed die in mij was gewekt
Ik streelde haar handen, ik poetste haar tanden
En drukte een kus in haar hals
Er kwam een soiree en ik voerde haar mee
In de vrolijke aardbeienwals
Helaas, goede lieden, de middelpuntvlieden-
de kracht rukte haar van mij heen
Ze vloog door een ruit met een lelijk geluid
Waarna zij in de diepte verdween
Tot rampspoed vervallen, gemeden door allen
Hoor ik nog doordringend en vals
Die spookmelodie, een-twee-drie, een-twee-drie
Die demonische aardbeienwals